Interview
NTR_Magazine
Tekst: Onno SchoonderwoerdHoe ga je te werk?
Procesmatig. Vanuit het creëren zie ik allerlei mogelijkheden ontstaan. Ik denk dan: ‘Maar wat als ik het nu es zus of zo aanpak? Welk verrassing ligt er om de hoek op me te wachten?’
Wat zet je aan het denken?
Niets is zo spannends als het fenomeen werkelijkheid. Zij lijkt iets buiten mij. Ik ervaar een scheiding, een oppositie, een duel: het eindige ‘ik’ tegenover de uitgestrekte eeuwigheid. Maar ik realiseer me ook dat deze buitenwereld continue in mij overloopt. Ik adem haar in en uit. Ik eet haar op. Er is een uitwisseling. Ik ben verbonden. Soms zo sterk dat ik er mee samenval. Die ervaring van ‘het samenvallen met’ aan de ene kant en ‘het buitengesloten zijn’ aan de andere kant probeer ik te delen met de toeschouwer.
Doordat je grafische en fotografische elementen met elkaar vermengt, geef je je werk ‘beweging’. Je ziet zowel een afbeelding als een ‘werkelijkheid’. Is dat opzet, gewoon mooi, leuk, heb je daar een bedoeling mee?
Ik heb altijd met mijn handen een werkelijkheid willen scheppen, temidden van de realiteit. Vanaf het moment dat ik het ‘buiten werken’ verruilde voor het werken in mijn atelier, werd het scheppen, het toe-eigenen belangrijker. Ik begon de achtergronden te schilderen. Ik had het schilderen nodig. Ik vond het aanraken van het oppervlak fijn, het rechtstreeks communiceren vanuit je hele lijf. Er ontstaan sporen, een aaneenschakeling van handelingen en intenties. Als een afdruk in het nu maak ik mezelf als maker in het beeld zichtbaar - dat verleent het een zekere intimiteit. De camera, met haar technische weergave van de realiteit, doet het tegenovergestelde: die plaatst de beschouwer op afstand, op de positie van de steenbok die hoog op de berg een goed overzicht heeft over de vallei onder hem, maar hem juist daarom afsluit van directe deelname. De camera maakt ons tot observator, een observator van een schouwspel dat ons omringt en waar we tegelijkertijd deel van uitmaken. Dat vind ik zo krankzinnig fascinerend aan de camera!
Kun je in een paar zinnen vertellen wat jou boeit? Bepaalde muziek? Maar misschien juist theatermakers, schilders, tekenaars, schrijvers, makers van radioreportages, Radio 538, de verhalen van je overgrootmoeder?
De wereld van de wetenschap. Vorig jaar heb ik alle ‘Paradiso lezingen’ bijgewoond die gingen over het leven in ons heelal. Het is puur ter inspiratie voor dat moment, want thuisgekomen ben ik alweer vergeten wat het verschil is tussen neutron of een quark.
Uitbundig is je kleurgebruik niet – als ik op mij bekende afbeeldingen mag afgaan, tenminste. Mooi, vind ik, maar is dat bewust?
Om dynamiek te genereren, of een structuur, heb je niet het hele regenboogpalet nodig. Al met één enkele kleur kun je het spel van licht en donker maken. Ik teken de laatste jaren vooral met donkergroen. Deze kleur is voor mij onlosmakelijk verbonden met de groei en de ruimtelijke expansie van een plant of boom. Wie goochelt naar ‘celvermeerdering’ vindt prachtige animaties die de levenscyclus van een cel illusteren. Een ongelooflijk gedistingeerd systeem, een universum op zich!
Kun je in enkele zinnen samenvatten hoe je tot je manier van werken gekomen bent? Achtergrond, opleiding, docenten of vrienden? Grote Kunstenaars?
Ik heb gestudeerd aan de Rietveld Academie bij afdeling edelsmeden. Het zorgvuldig uitsnijden van papieren silhouetten is een overblijfsel van mijn achtergrond als edelsmid. Na de academie ben ik een paar jaar gaan samenwerken met mijn broer als een grafisch vormgevers duo. Het was in die periode dat ik mijn allereerste, digitale camera aanschafte. Wandelend door het bos, wat lukraak om me heen schietend om de camera te leren kennen, ontdekte ik bijna ‘toevallig’ een spanning op foto’s van boomkruinen die ik van onder af had gefotografeerd. Het leek alsof ik het proces van groei en verandering op heterdaad had betrapt. Die ervaring is de kiem van waaruit al mijn autonome werk ontstaat.
Er is één kunstenaar aan wiens gedachtengoed ik zeer schatplichtig ben en dat is David Hockney. Zijn boek ‘Secret Knowledge’ of ‘That’s the way I see it’ was voor mij een groot feest der herkenning. Ik heb nooit les van hem gehad maar middels zijn boeken is hij is voor mij een van de beste leraren geweest.
Ten slotte de vraag: vrouwelijke componisten zijn jaren/eeuwenlang niet serieus genomen. Komend seizoen hebben we doelbewust veel werk van vrouwelijke componisten op het programma gezet. Gewoon, om te laten zien: kom op, hoe bijzonder is dat eigenlijk – luister nou eens naar je vrouwelijke collega’s! Wordt binnen de beeldende kunst meer of minder ‘gender neutraal’ gekeken?
Wanneer was het nou ook alweer dat vrouwen stemrecht kregen? Ik google even… 1917. Toen was mijn oma 6 jaar! Ben iedere keer weer verbaasd. Dit is zo dichtbij en nog maar zo kort ten opzichte van de eeuwen, eeuwen dat het publieke domein uitsluitend werd gedomineerd door mannen met geld.
In de beeldende kunst wordt er inmiddels gelukkig wel naar het werk van vrouwen gekeken. Voor tentoonstellingsmakers is het eigenlijk ‘not done’ om scheef te programmeren. Vooral als deze met publieke middelen tot stand komt. Maar of er ook goed voor wordt betaald vanuit de private hoek… tja, dat is weer een heel ander verhaal. Kijk ik namelijk op financieel niveau met de vraag ‘aan wie en door wie wordt het meeste geld uitgegeven op de grote, internationale veilingen?’ Dan hoor ik ter antwoord onmiddellijk de schorre stem van James Brown in mijn oor schallen; ‘You know that man makes money, to buy from other man. This is a man’s world…’ Hoe noemen we dit? Uber conservatief zou ik zo zeggen!